Macro-economische/financiële beschouwingen
Na jaren van economische krimp en een voorzichtig herstel in 2015 en 2016, lijken nu alle seinen in economisch opzicht op 'groen' te staan. Het Centraal Planbureau (CPB) raamt voor de komende jaren een aanhoudende economische groei. De olieprijs blijft vooralsnog op een laag niveau wat een dempend effect heeft op de inflatie. Huizenprijzen daarentegen hebben juist wel weer de stijgende lijn te pakken en ook nieuwbouwprojecten komen makkelijker van de grond. De hypotheekrente blijft laag. De spaarrentes bevinden zich echter ook op een historisch dieptepunt, wat het sparen niet aantrekkelijker maakt, maar het aflossen van de bestaande hypotheeklening daarentegen wel.
De combinatie van aanhoudende economische groei en relatief beperkte CAO-loonstijgingen leidt tot hogere winsten bij bedrijven. Vanwege die hogere bedrijfswinsten, betalen ze meer belastingen waardoor de belastingopbrengsten bij het Rijk ook toenemen. Meer inkomsten bij het Rijk betekent doorgaans ook meer uitgaven. En meer rijksuitgaven leidt via de trap-op-trap-af systematiek tot meer geld in het gemeentefonds en daardoor voor alle gemeenten een hogere uitkering uit datzelfde gemeentefonds. Hogere bedrijfswinsten leidt over het algemeen ook tot meer investeringen van bedrijven en daardoor meer werkgelegenheid en een afname van de werkloosheid. In sommige sectoren is al sprake van een nieuwe krapte op de arbeidsmarkt, wat verdere economische groei wel in de weg kan staan.
Ondanks de afname van de werkloosheid neemt het aantal bijstandscliënten nog niet af. Dit komt door de toestroom van statushouders die niet direct een baan vinden en door het oprekken van de pensioenleeftijd, waardoor veel mensen zonder werk, die tegen hun pensioen aan zaten, nu in de bijstand komen. Doordat het aantal bijstandscliënten nog niet direct afneemt, blijven gemeenten geconfronteerd worden met relatief hoge uitgaven aan de bijstand.
In Europees verband is de rust na een eventuele dreiging van een Grexit van Griekenland het afgelopen jaar weergekeerd. De zuidelijke lidstaten voeren diverse hervormingsmaatregelen door die hun economie stabieler moet maken. De onzekerheid rondom een Brexit is gebleven, ook al heeft een meerderheid van de Britten vóór een Brexit gestemd. Daarnaast kunnen spanningen elders in de wereld ook een risico vormen voor de wereldeconomie. Helaas kunnen we daar als klein land weinig tot geen invloed op uitoefenen. Desondanks verwacht het CPB een toename van het wereldhandelsvolume in 2017 en 2018.
Ondanks dat er in eigen land na de verkiezingen voor de Tweede Kamer in maart 2017 nog geen nieuw kabinet is gevormd (althans, niet ten tijde van het schrijven van deze bijdrage voor de begroting) blijft het CPB in haar meest recente ramingen positief over de economische groei in ons land: 3,3% in 2017 en 2,5% in 2018. En was in 2015 nog 6,9% van de beroepsbevolking werkloos; dat percentage daalt gestaag naar 4,9% in 2017 en 4,3% in 2018.
Verwachtte het CPB vorig jaar nog een koopkrachtontwikkeling voor de Nederlandse huishoudens van 0,7% in 2017; nu is dat percentage bijgesteld naar 0,3% in 2017 en 0,5% in 2018. De reden dat de koopkracht achter blijft, is dat de loonontwikkeling van de huishoudens min of meer gelijke tred houdt met de inflatie. Dat betekent dat de extra inkomsten uit (CAO-)loonstijging direct nodig zijn om de kosten van duurder geworden goederen en diensten mee op te vangen. Er blijft dan minder geld over dat 'vrij besteedbaar' is. Dat zou nog wel een belemmering kunnen vormen voor de nationale economie. Het overheidstekort is (mede door de achterblijvende investeringen bij gemeenten) inmiddels omgeslagen in een overschot van 0,6% dat in 2018 nog iets verder oploopt naar 0,9%. De staatsschuld daalt tot onder het afgesproken niveau van 60% van het Bruto Binnenlands Product.
Naast de verbeterende vooruitzichten voor de Nederlandse economie in zijn geheel, is er in 2018 reden tot gematigd optimisme over de gemeentelijke financiën. Het effect van de verbeterde financiële positie van het Rijk op het gemeentefonds is namelijk relatief beperkt. Zolang de hogere belastinginkomsten niet worden uitgegeven, profiteert het gemeentefonds daar (via de trap op trap af systematiek) niet van. Bovendien is het aan een nieuw kabinet om nieuwe keuzes te maken waar extra financiële middelen aan uitgegeven gaan worden. Ook kan een nieuw kabinet andere keuzes maken ten aanzien van de koppeling van het gemeentefonds aan de rijksuitgaven. Dit brengt dus nog wel de nodige onzekerheden met zich mee. Daarnaast kijken wij uit naar de eventuele voorstellen die het komende kabinet kan gaan doen om het lokale belastinggebied uit te breiden.
Het wetsvoorstel om de precariobelasting op kabels en leidingen van nutsbedrijven af te schaffen is inmiddels aangenomen in de Tweede Kamer. Dankzij een lobby valt Amersfoort (in tegenstelling tot een eerdere versie van het wetsvoorstel) wél onder de overgangsregeling, waardoor we nog een aantal jaren deze precariobelasting op de kabels en leidingen van nutsbedrijven mogen blijven heffen. In onze Kadernota hebben wij het voorstel gedaan om deze precariobelasting de komende jaren af te bouwen waarbij - conform de afspraak die hierover bij de herstelbegroting 2015 gemaakt is - de OZB bovenop de trendmatige verhoging navenant verhoogd wordt.
Ons College is voorstander van het voeren van een zogeheten 'anticyclisch' economisch beleid. Dat wil zeggen dat we in jaren van economische voorspoed niet direct al het geld uitgeven maar juist 'vet op de botten' creëren zodat we later, wanneer het economisch wat minder goed gaat, ook minder hard hoeven te bezuinigen. Dat maakt het makkelijker om verwachte hogere lasten of lagere baten na 2021 op te vangen: denk aan de vervangingsinvesteringen, opschalingskorting van het Rijk e.d.