Tabel: FO.01 Beschikbare ruimte op basis van de begroting 2017 en de septembercirculaire 2016
(bedragen x € 1.000,--)

KADERNOTA 2018

RAMING 2019

RAMING 2020

RAMING 2021

Saldo begroting 2017

0

0

2.500

2.500

Septembercirculaire 2016

2.800

3.900

4.400

3.400

Correctie loon-/prijsontwikkeling gemeentefonds

3.600

3.600

3.600

0

OZB (trendmatige aanpassing)

700

700

700

700

Totaal

7.100

8.200

11.200

6.600

AF: loon-/prijsontwikkeling

4.000

4.000

4.000

4.000

Beschikbare ruimte – obv begroting + septembercirculaire

3.100

4.200

7.200

2.600

Saldo begroting 2017

Toelichting
Saldo begroting 2017
De meerjarenbegroting 2017-2020 liet in de jaarschijf 2020 een surplus van € 2,5 miljoen zien; in die jaarschijf waren er meer baten dan lasten. Er van uit gaande dat in de jaarschijf 2021 niets wezenlijks verandert, hebben we ook in 2021 een overschot van € 2,5 miljoen. In beide jaren is dat bedrag nu beschikbaar om in te zetten ter dekking van uitgaven in die jaren.

Septembercirculaire
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) stuurt elk jaar drie gemeentefondscirculaires naar de gemeenten. Dat zijn de meicirculaire, de septembercirculaire en de decembercirculaire. In die circulaires informeert het ministerie van BZK over de ontwikkelingen van de algemene uitkering van het gemeentefonds. Uw Raad is via raadsinformatiebrief 2016-105 geïnformeerd over de effecten van deze circulaire.
In de septembercirculaire van 2016 is een stijgend verloop te zien van de uitkering voor de komende jaren.
Het rijk heeft eerder plannen gehad voor een schaalvergroting van gemeenten richting 100.000 inwoners. Deze plannen gingen gepaard met een efficiencykorting in het gemeentefonds, de zogeheten opschalingskorting van bijna € 1 miljard. Hoewel het plan van de baan is, is de opschalingskorting blijven staan. Deze loopt versneld op vanaf 2020 met ongeveer € 1 miljoen per jaar. Dat effect hebben we in bovenstaand overzicht in de jaarschijf 2021 reeds meegenomen.

Correctie loon-/prijsontwikkeling gemeentefonds
Binnen het gemeentefonds corrigeren we voor de loon- en prijspeilontwikkeling. Dit betreft een bedrag van € 3,6 miljoen om de meerjarige gemeentefondsuitkering terug te rekenen naar het prijspeil van het eerste begrotingsjaar.

OZB (trendmatige aanpassing)
Conform bestaand beleid passen we jaarlijks de belastingopbrengsten aan. Uitgaande van een trendmatige aanpassing van de belastingen (de OZB is veruit de grootste post daarin) met 2%, betekent dit vanaf 2018 een extra ruimte van € 0,7 mln. structureel.

AF: Loon-/prijsontwikkeling
Tegenover de correctie loon-/prijspeilontwikkeling vanuit het gemeentefonds, staat dat de gemeente ook geconfronteerd zal worden met extra uitgaven voor de komende jaren als gevolg van gestegen lonen/salarissen en prijzen. We ramen hiervoor een bedrag van € 4 miljoen structureel. Het netto-effect van gemeentefonds correctie en de door ons verwachte loon-/prijsontwikkeling bedraagt daarmee € 0,4 miljoen nadelig.

Verdeelmodel BUIG
Het verdeelmodel voor de BUIG (Bundeling Uitkeringsgelden Inkomensvoorziening voor Gemeenten; kortweg de middelen die we krijgen voor de bijstandsuitkeringen) heeft in de afgelopen jaren voor grote financiële nadelen gezorgd. Deze tekorten voortvloeiend uit het verdeelmodel 2015 (oplopend van € 3,3 mln. in 2015 tot € 5,4 mln. in 2019) zijn in de herstelbegroting 2015 gedekt ten laste van de algemene middelen. Met ingang van 2017 geldt er een herzien verdeelmodel. Deze heeft een positief effect op de baten BUIG van Amersfoort. Waar destijds gekozen is om de tekorten uit het verdeelmodel ten laste te brengen van de algemene middelen, wordt nu gekozen om de positieve effecten van het nieuwe verdeelmodel 2017 eveneens via de algemene middelen te laten lopen. Deze extra middelen, oplopend van € 2,4 mln. in de jaarschijven 2018 en 2019 naar € 3,2 mln. in de jaren 2020 en 2021 zijn derhalve structureel ingezet ten behoeve van de kadernota 2018. Hierbij houden we overigens wel rekening met het risico dat dit herziene verdeelmodel bij nadeelgemeenten zal leiden tot verdere aanpassing.

Totaal structureel beschikbare ruimte

Tabel: FO.02 Totaal beschikbare structurele ruimte
(bedragen x € 1.000,--)

KADERNOTA 2018

RAMING 2019

RAMING 2020

RAMING 2021

Saldo begroting 2017/septembercirculaire 2016

2.600

2.600

2.600

2.600

BUIG herverdeeleffect

2.400

2.400

3.200

3.200

Structureel beschikbare ruimte

5.000

5.000

5.800

5.800

Beschikbare ruimte - Incidenteel

Tabel: FO.03 Totaal beschikbare structurele en incidentele ruimte
(bedragen x € 1.000,--)

KADERNOTA 2018

RAMING 2019

RAMING 2020

RAMING 2021

Beschikbare ruimte – obv begroting + sept..circulaire

(A)

3.100

4.200

7.200

2.600

Waarvan structureel

(B)

2.600

2.600

2.600

2.600

Incidenteel beschikbaar

- uit surplus jaarschijf begroting

(A-B)

500

1.600

4.600

0

- Batig saldo jaarrekening 2016 (totaal € 4,5 mln.)

3.432

1.049

0

0

Totaal Incidentele ruimte

3.932

2.649

4.600

0

surplus jaarrekening en begroting

Toelichting
Surplus jaarschijf begroting

Zoals onder de ‘structureel beschikbare ruimte’ is aangegeven, kent de jaarschijf 2021 de laagste beschikbare ruimte. Daarmee is dit bepalend voor de structurele ruimte die vanwege deze ondergrens vastgesteld is op € 2,6 miljoen. Als de werkelijk beschikbare ruimte per jaarschijf wordt verminderd met dit (structurele) beschikbare bedrag, resteert de incidentele ruimte per jaar: het surplus per jaarschijf dat we ingevuld hebben met incidentele lasten bij de Kadernota.

Batig saldo jaarrekening
Het saldo van de jaarrekening over 2016 bedroeg voor bestemming en overheveling € 21,5 mln. positief. Van dit voorlopig rekeningsaldo is een aantal zaken bestemd dan wel overgeheveld  Er resteert dan een resultaat na bestemming en overheveling van € 4,5 mln. positief. Dit saldo is incidenteel beschikbaar en als zodanig ook ingezet ten behoeve van de Kadernota.

Benodigde ruimte

Sociaal Domein
Er zijn plannen om de middelen voor de decentralisaties van het sociaal domein, die nu nog via een integratie-uitkering in het gemeentefonds verstrekt worden, de komende jaren over te hevelen naar het reguliere gemeentefonds. Op dat moment verdwijnt min of meer ook het ‘hek’ dat op rijksniveau is aangebracht rondom het sociaal domein. Wij kunnen ons voorstellen dat wij op dat moment het sociaal domein meer als integraal onderdeel van de totale begroting gaan zien in plaats van een ‘status aparte’ die het nu nog heeft. Dat impliceert dat dan wel eventuele mee- en tegenvallers, net zoals voor de rest van de gemeentebegroting, integraal afgewogen zullen worden.

Invulling ruimte Kadernota

Bij de kadernota zijn voorstellen gedaan om onze ambities in te vullen. Deze voorstellen zijn terug te vinden in (de bijlage van) de kadernota en tevens opgenomen in de beleidsprogramma's van deze meerjarenbegroting 2018-2021. Dat leidde tot een Kadernota die per saldo meerjarig en structureel sluitend is waarbij we de eerste jaren ervoor gekozen hebben om een groot deel van de structurele baten aan te wenden om de incidentele lasten mee te dekken. Uw Raad heeft op 27 juni 2017 de Kadernota vastgesteld die sloot op onderstaande saldi.

Tabel: FO.04 Begrotingsbeeld uit Kadernota 2018
(bedragen x € 1.000,--)

KADERNOTA 2018

RAMING 2019

RAMING 2020

RAMING 2021

Structureel

Beschikbare ruimte

5.000

5.000

5.800

5.800

Benodigde ruimte

2.511

2.599

4.311

5.370

Saldo structureel

(A)

2.489

2.401

1.489

430

Incidenteel

Beschikbare ruimte

3.932

2.649

4.600

0

Benodigde ruimte

6.344

5.028

3.991

0

Saldo incidenteel

(B)

-2.412

-2.379

609

0

Saldo begrotingsbeeld

(A+B)

77

22

2.098

430

Tabel: FO.05 Financiële ontwikkelingen uit de Kadernota 2018
(bedragen x € 1.000,--)

KADERNOTA 2018

RAMING 2019

RAMING 2020

RAMING 2021

Saldo Kadernota 2018

0,08

0,02

2,10

0,43

1. Indexering

-0,31

-0,22

-0,12

-0,08

2. Indexering investeringen

-0,25

-0,35

-0,35

-0,37

3. Areaaluitbreiding

-0,27

-0,34

-0,42

-0,17

4. Kredieten < € 100.000 ; nieuw en vervallen

-0,16

-0,11

0,00

0,18

5. Verkiezingen na 2021

0,00

0,00

0,00

-0,35

6. Aanvulling accountantskosten

-0,04

-0,04

-0,04

-0,04

7. VERDER 2021 geen dotaties meer

0,00

0,00

0,00

1,50

8. Mutatie rente financiering/ beleggingen

0,75

0,16

0,51

0,77

9. Algemene uitkering

4,23

5,94

5,92

10,34

10. Motie 2017-065M Stop met tobben over stobben

-0,10

-0,10

0,00

0,00

11. Knooppunt Hoevelaken rente aanvulling tot 4,5%

-0,13

-0,15

-0,18

-0,22

12. Storting voorziening wachtgeld wethouders

-0,09

-0,09

0,00

0,00

13. Armoedebeleid/ Participatie niet uit reserve SD

-0,25

-0,25

0,50

0,00

14. Overige kleine mutaties

0,02

0,04

0,07

-0,03

Totaal

3,5

4,5

8,0

12,0

Het eindsaldo van de aan uw Raad aangeboden Kadernota sloot overall met een klein overschot in de jaren 2018 en 2019. De jaarschijf 2020 liet een grotere plus zien (€ 2,1 mln.) en de jaarschijf 2021 van € 0,4 mln. Incidenteel kwamen we in de jaren 2018 en 2019 nog tekort, maar dat werd gecompenseerd door het structurele overschot in die jaren.
Na het op- en vaststellen van de Kadernota is er een aantal ontwikkelingen geweest die van invloed zijn op het begrotingssaldo. Die ontwikkelingen lichten we hieronder toe.
1. Bij de Kadernota hadden we ingeschat dat de loon- en prijsstijging ons in 2018 € 4 mln. zou kosten. Inmiddels is er een principe-akkoord over een nieuwe CAO voor gemeente-ambtenaren en een pensioenakkoord. Die leiden tot een hoger bedrag dat we moeten betalen aan salarissen en sociale lasten. We hebben daar nu nog ongeveer structureel € 0,3 mln. voor nodig in 2018. Dit bedrag loopt wel langzaam af in de overige jaren van de meerjarenbegroting.
2. De afgelopen jaren zijn de investeringen niet geïndexeerd geweest. Dat betekent bijvoorbeeld dat een investering die in de begroting 2015-2018 voor de jaarschijf 2018 geraamd stond, niet is aangepast aan de inflatie. Inmiddels merken we dat de (bouw)kosten toegenomen zijn. Uit een inventarisatie is gebleken dat we een bedrag van ongeveer € 0,25 mln. structureel nodig hebben om de extra (kapitaal)lasten te dekken van de hogere investeringen en van de extra stortingen in de voorziening onderhoud openbare ruimte. Dit bedrag loopt de komende jaren langzaam op.
3. Omdat we als gemeente elk jaar weer groeien (meer inwoners, meer wegen, meer lantaarnpalen, grasvelden, etc.) maken we ook elk jaar meer kosten om die groei te kunnen betalen. Dit kost ons de komende jaren grosso modo € 0,3 mln. structureel.  In dat bedrag is reeds rekening gehouden met een extra OZB-opbrengst vanwege de toename van het aantal woningen.
4. In onze financiële verordening is opgenomen dat het drempelbedrag om investeringen te activeren op € 0,1 mln. ligt. Nu is er wel een aantal kredieten onder € 0,1 mln. die niet geactiveerd zijn. Samen met het doorschuiven van enkele andere (grotere) kredieten, levert dit in de jaren 2018 en 2019 een nadeel op en in 2021 een voordeel (dat in die jaarschijf met name komt door het doorschuiven van kredieten).
5. Vorig jaar is bij de Kadernota afgesproken om het budget voor het organiseren van verkiezingen vanaf 2021 structureel in de begroting op te nemen. Tot en met 2020 zijn deze lasten van € 350.000  nog incidenteel gedekt. Maar vanaf 2021 dus structureel.
6. Bij de kadernota hadden we al extra budget geregeld voor de gestegen acccountantskosten. Inmiddels is de aanbesteding van de accountantsdiensten afgerond. Daaruit is gebleken dat het bedrag dat we geraamd hadden ten behoeve van de accountantskosten, toch nog te laag is geweest. Hier is structureel nog eens € 40.000 voor nodig.
7. In de meerjarenbegroting 2017-2020 is de dekking voor onze bijdrage aan VERDER geregeld. Dat betekent dat de structurele dotatie van € 1,5 mln. ten behoeve van VERDER in 2021 en latere jaren structureel vrijvalt.  
8. Jaarlijks maken we bij het opstellen van de begroting een nieuwe berekening van het financieringstekort en kijken we naar de actuele renteprognose. Uit deze berekeningen blijkt nu dat we in 2018 minder geld hoeven te lenen dan we vorig jaar dachten. Dit geldt in mindere mate voor de komende jaren. Rekening houdend met een rentepercentage dat lager is dan we vorig jaar dachten, levert dit een voordeel op van € 0,7 mln. in 2018. Dit voordeel is in de jaren na 2018 lager. Dit komt ook omdat we voor de komende jaren verwachten dat de rente (licht) zal gaan stijgen.
9. Sinds het opstellen van de Kadernota, is ook de meicirculaire van het gemeentefonds gepubliceerd. Daar hebben wij u over geïnformeerd via Raadsinformatiebrief 2017-64. In die RIB gingen we er nog van uit dat het bedrag dat we extra kregen vanwege het feit dat wij groeien (harder groeien dan de rest van Nederland) ook nodig was om onze eigen groei te bekostigen. Daar blijkt nu minder geld voor nodig te zijn waardoor het voordeel van de meicirculaire structureel hoger is dan bij de RIB ingeschat.
10. Bij de Kadernota is ook een motie aangenomen met een budgettair effect. De motie 65 over Stop met tobben over stobben, kost in twee jaren incidenteel € 100.000.
11. Ten behoeve van Knooppunt Hoevelaken is afgesproken dat daar jaarlijks een rentecomponent van 4,5% aan toegevoegd wordt om ervoor te zorgen dat we het juiste bedrag bij elkaar kunnen sparen. Nu zijn we bij de begroting 2016 gestopt met het toevoegen van rente aan de reserves. Omdat die toevoegingen echter wel noodzakelijk zijn, moeten we de komende jaren nog wel het rente-equivalent in deze reserve storten.
12. Op grond van nieuwe berekeningen moet er een extra dotatie plaats vinden aan de voorziening wachtgelden wethouders. Het betreft een bedrag van ongeveer € 180.000 incidenteel dat we verdeeld over twee jaren storten.
13. Bij de Kadernota hebben we voorgesteld om de middelen voor armoedebeleid en participatie van
€ 250.000 gedurende drie jaren te dekken uit de reserve sociaal domein en om in 2020 deze reserve weer aan te vullen met € 750.000. We stellen nu voor om deze bedragen gedurende de drie jaren ten laste te brengen van het begrotingssaldo. Deze lasten hebben in de jaren 2018 en 2019 daardoor nu een negatief effect op de financiële ruimte. Echter: de bij de Kadernota geraamde dotatie van
€ 750.000 in 2020 hoeft dan ook niet meer plaats te vinden om deze reserve aan te vullen.  Dat betekent dat de financiële ruimte in 2020 hierdoor verbetert met € 750.000 -/- € 250.000 is € 500.000.

14. Tot slot is er nog een klein aantal overige mutaties.
Dit alles leidt tot een positief begrotingssaldo dat in 2018 ruim € 3 mln. bedraagt en de jaren erna oploopt. Hierbij plaatsen wij wel een kanttekening. De grootste bijdrage aan dit saldo levert de algemene uitkering uit het gemeentefonds. Het verleden heeft laten zien dat de gemeentefondsuitkering echter uitermate grillig van karakter is. Zeker in de latere jaren van de meerjarenraming moet die daarom met de grootste voorzichtigheid betracht worden. Over het algemeen geldt voor de algemene uitkering dat hoe verder weg in de tijd, hoe onzekerder de omvang van het bedrag is. Soms geldt dat echter ook al voor het eerstvolgende begrotingsjaar. Voor het begrotingsjaar 2014 bijvoorbeeld, voorspelde de meicirculaire 2013 (die als basis voor de begroting 2014 diende) een extra uitkering van ruim € 9 mln. voor Amersfoort. Bij de afrekening over het jaar 2014 was daar nog maar € 3 mln. van over. Voor alle bedragen van het gemeentefonds voor de komende jaren geldt nu een extra onzekerheid. Het is namelijk nog maar zeer de vraag of de huidige koppeling van het gemeentefonds aan de rijksuitgaven (de trap op, trap af systematiek) gecontinueerd wordt door een nieuw kabinet. Wanneer die koppeling (geheel of gedeeltelijk) verbroken wordt, kan het zijn dat van bovengenoemde cijfers over de algemene uitkering weinig van overblijft of dat deze sterk verlaagd worden. Dat maakt deze grootste post uit de autonome ontwikkelingen ná de Kadernota uitermate onzeker.
Wij willen derhalve eerste een nieuw regeerakkoord afwachten zodat er meer zekerheid is over de omvang en ontwikkeling van deze post en niet op voorhand er vanuit gaan dat deze bedragen aan algemene uitkering realiteit worden  

Dat past ook in de lijn die we afgesproken hebben in de RIB 2017-064 inzake de meicirculaire. Daarin schreven wij reeds aan uw Raad: ‘Vanuit een financiële degelijkheid stellen we voor behoedzaam om te gaan met de nu geschetste positieve uitkomsten. We zullen deze opnemen in de meerjarenbegroting 2018-2021, maar niet inzetten in de begroting maar na de gemeenteraadsverkiezingen in maart 2018 overlaten aan een nieuw te vormen college.’

We zien geen reden om van deze lijn af te wijken.

Bij de behandeling van de begroting in uw Raad is een aantal moties en amendementen aangenomen die geleid hebben tot aanpassing van het begrotingssaldo van € 3,5 naar € 2,7 mln..

De aangenomen amendementen hebben allen betrekking op de jaarschijf 2018.
Bij de verwerking van de moties en amendementen bij de begroting zijn ook de wijzigingen meegenomen die voortkomen uit het tegelijkertijd aangenomen raadsvoorstel 5611062 'Doorontwikkeling minimabeleid. Binnen programma 4 (Sociaal Domein) zijn de geraamde eigen bijdragen budgetneutraal verlaagd, ten laste van het beschikbare budget voor zorg en het budget voor de collectieve ziektekostenverzekering minima. Daarnaast is besloten om drie jaar incidenteel
€ 100.000 additioneel ter beschikking te stellen voor huiswerkbegeleiding, gedekt vanuit de reserve Sociaal Domein.